Kaat en Tijhuis Orgelmakers  Neringstraat 8 | 8263BG Kampen | tel: 038 - 33 33 797 | info@kaatentijhuisorgelmakers.nl   
Klik hier om terug te gaan1997 Emmen Gereformeerd Vrijgemaakte kerk

Kleurenfoto's: Wieger van Asperen

1993-1997:
De eerste activiteiten van de orgelcommissie ter voorbereiding van de aanschaf van een nieuw orgel dateren uit het voorjaar van 1993. De verzekering keerde voor het verbrande Reil-orgel drie ton uit, daar moest de commissie het vooralsnog mee doen. De opdracht die zij meekreeg luidde "Een mechanisch pijporgel te realiseren, waarbij de dispositie van het orgel de instemming van de beide organisten diende te hebben". Even is de aanschaf van een elektronisch orgel in de kerkenraad overwogen. Maar dat werd ongepast gevonden tegenover te schenker van het eerste orgel, die liet weten dat hij er van uitging dat het nieuwe orgel tenminste gelijkwaardig aan het vorige zou zijn. In dit stadium van voorbereidend werk was als adviseur Hans van Nieuwkoop hij het project betrokken. Enige tijd zag het er naar uit dat de orgelmaker Henk van Eeken een nieuw orgel voor de kerk van Emmen zou gaan leveren. Een reis van de orgelcommissie langs instrumenten van een vijftal orgelmakers (waaronder Van Eeken) leidde eind 1994 echter tot de conclusie dat om financi�le redenen de bouw van een geheel nieuw orgel niet verstandig zou zijn.

De opdracht aan de commissie werd daarop verruimd, zodat ook de mogelijkheid een bestaand orgel over te nemen in beeld kwam. In de herfst van 1995 bood de firma Kaat & Tijhuis te Kampen per advertentie een orgelkas uit ca. 1850 en het pijpwerk van zestien registers van een Steenkuyl-orgel te koop aan. Op die advertentie reageerde de Emmer orgelcommissie, en dat brengt ons dan bij de tweede brand. Op hervormingsdag 1989 brandde in Amsterdam-Oost de hervormde Muiderkerk aan de Linnaeusstraat vrijwel tot de grond toe af. Alleen de markante toren bleef fier overeind staan. In deze karakteristieke neo-renaissancistische kerk stond een in 1892 door de firma D.G. Steenkuyl te Amsterdam vervaardigd twee-klaviers orgel. Na de brand bleek dat de vrijstaande pneumatische speeltafel daarvan als verloren moest worden beschouwd. Ook de frontpijpen hadden het inferno niet doorstaan. Het pijpwerk van het orgel daarentegen was wel rijkelijk besproeid met bluswater; maar toch niet reddeloos verloren. Niet meer bruikbaar waren de laden. De firma Kaat & Tijhuis, die het orgel in onderhoud had, sloeg de kas en het pijpwerk in haar bedrijf op in afwachting van een goede bestemming. Die gelegenheid deed zich zes jaar later voor. In november 1995 gaf de kerkenraad van Emmen de firma Kaat & Tijhuis de opdracht een nieuw mechanisch orgel voor de Goede Herderkerk te bouwen, met gebruikmaking van de orgelkas en het pijpwerk van het Amsterdamse Muiderkerkorgel. Voor adviseur Van Nieuwkoop was dat het moment terug te treden, volgens voorzitter De Ruiter van de orgelcommissie omdat hij zich niet kon verenigen met het besluit het voormalige Muiderkerkorgel van mechanische sleepladen te voorzien. Een jaar later, op 23 november 1996, werd het orgel in Emmen in gebruik genomen, met een bespeling door Ab Weegenaar; organist van de Bovenkerk te Kampen. Hij verrichtte ook de eindkeuring.

Geschiedenis van het Steenkuyl-orgel te Amsterdam:
Steenkuyl bouwde het orgel in 1892 volgens het toen moderne pneumatische systeem, d.w.z. het Duitse "Rohren"-systeem. Bij de oplevering had het de volgende dispositie:



Onderklavier   Bovenklavier   Pedaal  
Bourdon 16' Salicionaal 8' Bourdon 16' transm
Prestant 8' Viola da Gamba 8'    
Roerfluit 8' Holpijp 8'    
Octaaf 4' Roerfluit 4'    
Quint 3' Dulciaan 8'    
Octaaf 2'        
Mixtuur III        
Cornet IV        
Trompet 8'        

Het orgel was verder nog voorzien van speelhulpen als vaste combinaties en koppelingen.
Steenkuyl paste de pneumatiek niet altijd toe. Het orgel van de Wilhelminakerk in Rotterdam-Zuid, in 1900 gebouwd, had bijvoorbeeld mechanische tractuur met een Barker-machine voor het hoofdmanuaal. De dispositie van het orgel van de Muiderkerk onderging later enkele wijzigingen, voor het laatst in 1970 door Fonteyn & Gaal. Niettemin bleef het overgrote deel van het pijpwerk en voor een belangrijk deel het klankkarakter onaangetast.

Vervolg opbouw te Emmen:

Het pijpwerk, dat voorheen op pneumatische laden stond, werd in Emmen op mechanische sleepladen geplaatst. Dat heeft geen noemenswaardige problemen opgeleverd ten aanzien van de intonatie. Het pijpwerk spreekt in Emmen goed aan, de klank van de onderlinge registers mengt zich naar wens met andere stemmen en er is sprake van een mooie opbouw binnen de registerfamilies, alles natuurlijk in het kader van het orgeltype � la Steenkuyl. Steenkuyl maakte later nog wel mechanische orgels en de factuur van zijn vroege orgels staat nog heel dicht bij het tamelijk klassieke orgeltype van Flaes, die op zijn beurt weer uit de school van B�tz kwam.
In het bij de ingebruikneming van het Emmer orgel verschenen boekje "Als een parel in een kroon" staat op pagina 18: "De orgelbouwcommissie, die met dit orgel een historisch instrument in huis haalde, wilde daarom terug naar het begin en koos, voor zover mogelijk, voor de oorspronkelijke dispositie. Dat was ook de wens van de orgelbouwer".
Wie de huidige dispositie van het orgel vergelijkt met de oorspronkelijke constateert enkele belangrijke verschillen. Zo is de Cornet van het hoofdmanuaal naar het Bovenwerk verplaatst. Verder zijn een Fluit 4' (HW) en een Flageolet 1' (BW) aan de dispositie toegevoegd, op voorstel van de organisten. De andere verschillen (Prestant 4' i.p.v. Salicionaal 8') en de toevoeging van de Nachthoorn 2' zijn terug te voeren op de restauratie uit 1970. Laten we deze verschillen eens kritisch bekijken. Bij Steenkuyl (maar ook bij Flaes, Witte, B�tz en anderen) heeft zo'n Cornet op het hoofdmanuaal niet alleen een functie als soloregister voor het laten uitkomen van een cantus firmus, maar ook als versterking van of alternatief voor de discant van de Trompet 8' (dat verklaart tevens de bas/discant-deling) en als een soort laatste klankreserve voor het tutti. In de klankopbouw volgt na de labialen 8', 16' en 4' reeds de goed mengende Trompet 8', vervolgens komen de labialen 3' en 2', de Mixtuur en als laatste de Cornet. Nu staat in Emmen de Cornet op het Bovenwerk, als weliswaar fraai soloregister; maar uitermate ge�soleerd van het Hoofdwerk dat in het tutti in de discant duidelijk wat mist. Via de manuaalkoppeling is dat wel enigszins op te lossen, maar ideaal is dat niet. In het ensemble van het Bovenwerk is de Cornet als te overheersend onbruikbaar. Anders gezegd: de plaatsing van de Cornet op het Bovenwerk is een afwijking van de eigenschappen van het Hollandse negentiende-eeuwse orgel. De toevoeging van een Fluit 4' aan het Hoofdwerk is zonder meer een verrijking en stilistisch volledig te verdedigen. Het is een mooi vol klinkend gedekt register; dat perfect aansluit hij de stevige Roerfluit 8'. De Prestant 4' van het Bovenwerk draagt die naam ten onrechte.



Het is een fijn strijkende Salicet 4', ontstaan uit het opschuiven van de Salicionaal 8' van Steenkuyl. In combinatie met de zachte Viola di Gamba 8' ontstaat een fijnzinnig strijkerskoor. Om de dynamische mogelijkheden in de grondstemmen van het Bovenwerk te vergroten (van ppp, via pp naar p, kenmerkend voor het laatromantische orgel) was er iets voor te zeggen geweest de Salicionaal 8' te reconstrueren, hetgeen ook nauwelijks moeite had gekost. Eigenaardig is de Flageolet 1', een echt vreemde eend in de bijt. Het is een register dat in een andere klankwereld, die van het rococo-orgel thuishoort. Op zichzelf is het natuurlijk wel leuk voor allerlei speelse effecten, zo'n 1-voet, maar maak dan een heel rococo-orgel, compleet met Fluit travers, Carillon, een tertsmixtuur en een Hollandse Vox humana. In het plenum van het Emmer-orgel ligt de Flageolet erbovenop. Dat de Emmer organisten zo graag nog iets extra's op het Bovenwerk wilden, lijkt me volledig legitiem. Een Nazard 3' zou in zo'n Bovenwerk heel goed mogelijk zijn. Intussen valt er nog genoeg positiefs over dit orgel te zeggen. De eiken windladen, de mechanieken en de tractuur zijn fraai gemaakt, naar historische voorbeelden. De klaviatuur; aan de linkerzijkant in de orgelkas geplaatst, is mooi uitgevoerd. De ligging van de klavieren is prettig, de speelaard precies en uitnodigend voor verzorgd orgelspel. Het oude pijpwerk is met zorg en vakkundig gerestaureerd. Hierboven kwam de intonatie al ter sprake. Opvallend in dit orgel zijn vooral de warme klank van de fluiten. Fraai is vooral ook de discant van de wijde Bourdon 16'. De transmissie van dit register naar het pedaal voldoet goed. Het is bepaald geen zuinig pedaalregister dat je hoort. De Trompet 8' sluit goed aan bij de labialen. De Dulciaan 8' is tamelijk zacht en boventoonrijk. Bepaalde elementen in de klank herkende ik van het orgel van de Oude Kerk in Veenendaal, waarvoor Vierdag in 1974 een belangrijk deel van het pijpwerk van het Steenkuyl-orgel uit de Wilhelminakerk te Rotterdam opnieuw gebruikte. De orgelkast is, in overleg met de architect van de kerk, roomwit geschilderd. De labia van de frontpijpen en het blinderingssnijwerk zijn met bladgoud verguld. In vergelijking met de Amsterdamse situatie ziet het front er wat kaal uit. De beelden van de zijtorens, de harp op de middentoren en de "oren" aan weerszijden van het front bleken verdwenen te zijn. De akoestiek van het Emmer kerkgebouw draagt belangrijk bij aan de gunstige klankontwikkeling van het orgel. Organist Mark de Ruiter vertelde dat bij een gevulde kerk er nog ongeveer een seconde nagalm overbleef. Waar nog nazorg aan besteed moet worden is de windvoorziening, die niet geheel stabiel is. Bij een ook maar iets bewegelijke baspartij, of bij herhaalde akkoorden in de linkerhand staat de orgelklank behoorlijk te dansen. Er is een tamelijk grote magazijnbalg met dubbele vouw, die in een grenen balgkast achter het orgel is geplaatst. Wellicht levert het plaatsen van nog een schokbalg hier het gewenste resultaat op. Daar hoeven we echter niet op te wachten om toch de kerk van Emmen geluk te wensen met dit degelijk gemaakte en in veel opzichten boeiende instrument. Het is ook een aanwinst voor heel Emmen, waar men op orgelgebied bepaald niet verwend is.

Dispositie:

Hoofdwerk  C-f''' Bovenwerk  C-f''' Pedaal  C-d'
Bourdon 16' Holpijp 8' Bourdon 16' (transm)
Prestant 8' Viola di Gamba 4'    
Roerfluit 8' Prestant 2'    
Octaaf 4' Roerfluit 4'    
Fluit (N) 4' Nachthoorn 2'    
Quint 2 2/3' Flageolet 1'    
Octaaf 2' Cornet III discant    
Mixtuur III bas/discant Dulciaan 8'    
Trompet 8' bas/discant        

Winddruk: 80 mm WK.
Samenstelling Mixtuur:
C: 2', 11/3', 1'
c: 2 2/3', 2', 1 1/3'
c': 4', 2 2/3', 2'

Koppelingen:
Ped. + Hoofdwerk
Ped. + Bovenwerk
Manuaalkoppeling

Bronnen:

Wilfred Folmer Het orgel 1997/01 Orgelbouwnieuws
Bert Wisgerhof  Organist en eredienst 1997/06 In de brand, uit de brand: opnieuw een orgel in de Goede Herderkerk te Emmen 
Ger de Leeuw, Henk Huttinga en Marc de Ruiter "Als een parel in een kroon" 32 pagina's ISBN 90-802431-3-2. Dit boekje werd uitgegeven ter gelegenheid van de ingebruikname van dit instrument









ga terug naar boven

footer
reflect